Bambi en het Beest – Hoe een confrontatie tussen vader en zoon uitloopt op een heuse metamorfose
– Kristel Henquet
Zonder al te veel van het verhaal prijs te geven neem ik u mee naar één van de repetities van toneelgroep Moira. Negen dinsdagen zitten er reeds op. Slechts het voorspoedig verlopen van deze negen maakt dat mij bij het zien van het repetitierooster het angstzweet niet op de rug staat. Nog maar vier te gaan…
Alvorens ik mijn verhaal vervolg, zal ik mijzelf eerst eens aan u voorstellen. Maar wie ben ik? Het noemen van een naam zal in mijn geval niet volstaan. Die heb ik niet. Ik ben Koorleidster. Als herderin hoed ik mijn schaapjes in het koor, opdat ze niet door de Thebaanse honden te grazen worden genomen. Moederlijk ontferm ik mij over Antigone, het arme kind. En plichtsgetrouw sta ik aan Kreons zijde. Ik overstijg de personages, ken algemene waarheden en heb vanaf een hoger standpunt inzicht in de karakters. Het mooie aan deze rol is dat ik zowel participeer in de epeisodia (‘aktes’) als in de stasima (koorliederen), dus ik heb dialogen met bijvoorbeeld Kreon, Antigone en de bode én ik mag het voortouw nemen in de gezamenlijke liederen.
Terug naar de repetities. Sophokles’ Antigone is een rampenepos dat bol staat van de schokkende ontdekkingen, familiaire intriges en heftige confrontaties. En dat levert best wat rondslingerende emoties op in ons toch al niet zó ruime repetitielokaal E.1.02. Daar in die ruimte op de eerste van de twintig verdiepingen die het Erasmusgebouw van de Radboud Universiteit telt is het geen afscheid van de zon, geen sterfscène of geen bloedstollende ontknoping die mij het diepst raakt. Nee, het is een scène midden in het stuk, een confrontatie tussen vader en zoon, twee acteurs die zo’n mooi samenspel creëren dat het mij doet huiveren.
In de betreffende repetitie sta ik met Kreon te ‘rabarberen’ wanneer een koorlid de komst van Haimon, de zoon van Kreon en echtgenoot van Antigone aankondigt. Vanuit mijn rechterooghoek zie ik Roel het toneel oplopen, reebruine bambi-ogen die ons, dan nog, tamelijk lieflijk gadeslaan. Thijs als Kreon, in opperbeste stemming en zelfverzekerd van zijn positie als hij is, loopt op zijn zoon af en slaat hem de arm vaderlijk om zijn schouder. Hij steekt een relaas van wijze lessen af over zonen, regeren en vrouwen, dat ik, koorleidster zijnde, vervolgens als verstandige woorden bestempel.
Haimon echter, blijkt met hele andere bedoelingen zijn vader opgezocht te hebben. Hij brengt me aan het twijfelen, zijn argumenten zijn steekhoudend. Ik nuanceer: voor beide standpunten is veel te zeggen. Helaas, Kreon is het niet met me eens, hij is zwaar beledigd door de woorden van zijn zoon en begint uit te varen. Het beest in de beste man is ontwaakt. Bambi laat het er niet bij zitten en vermant zich. De discussie verscherpt. Na enkele kritische noten over de manier waarop Kreon zijn stad regeert, komen vader en zoon, geworden tot vijanden, tot de kern van hun strijd: Antigone.
Ik zit inmiddels zo in de hele scene dat ik gespannen van de een naar de ander kijk in afwachting van wat hij zal zeggen, daarbij niet gedeerd door het feit dat ik het epeisodion al enkele keren gespeeld heb: het blijft spannend. Dan is het definitief, Bambi is verdwenen en twee wilde beesten staan tegenover elkaar alsof in de arena. Haimon bedreigt zijn vader met de dood. Of toch niet, Kreon? In ieder geval suist de reactie van die laatste door mijn hele lichaam. De “hersenloze opvattingen” van Roel en een uitgeroepen “absurd” van Thijs komen keihard bij me binnen en raken. Wanneer Kreon zich vervolgens ook nog eens rechtstreeks naar mij wendt met de woorden: “Breng dat wijf hierheen!” sta ik haast te trillen op mijn benen. Na nog drie intens gespeelde regels van Roel, stormt deze het toneel af, een enorme spanning op het toneel achterlatend. En dan komt het, nu moet ík dus Kreon aanspreken. Lieve Sophokles, waarom? Het is zo vreselijk die stilte te moeten verbreken. Ik twijfel. Doe het toch. Niet wetende of Kreon mijn woorden zal kunnen waarderen of dat zijn woede nog niet bekoeld is. “Zijn woede heeft hem vleugels gegeven, heer.” Sophokles, m’n beste, je zult er je redenen voor gehad hebben, maar aan mijn gevoelens heb je niet gedacht. Maar het script dwingt. De tijd dringt. Nog vier repetities… Dit wilt u niet missen. Reserveert en komt zien.