Ademloos machteloos – de moeilijkste taak van een regisseur volgens Esmée Bruggink
Daar zit ik dan. Lege stoelen in de studentenkerk op donderdagavond. Als derde in een niet bestaande rij kijk ik met een kleine glimlach naar dat wat zich voor mij afspeelt. Het script ligt al een kwartier onaangeroerd naast me. Ook de tijd doet er niet meer toe. Het horloge van Sofie dat ik me iedere repetitie toe-eigen, hangt vergeten aan mijn pols. Het krukje tegen de achterwand verraadt een koorlied. Het is de eerste generale repetitie: de eerste repetitie waarin ik niets meer kan doen. Of toch: voor even ben ik de wachter. Wat onhandig loop ik over het podium, zoekend naar de regels die ik zelf vertaald heb. Ik loop langs de spelers voor wie de witte plavuizen in het midden van de kerk inmiddels vertrouwd zijn. Als Kreon mij resoluut wegstuurt, haal ik opgelucht adem en ontvlucht ik Thebe. Met deze zaak heb ik gelukkig niets meer te maken!
Nu zit ik op de eerste rij en zie ik de bezorgdheid van het koor. De wanhoop van Ismene en de woede van Haimon houdt hen in hun greep. Net nog zagen zij hoe Antigone werd afgevoerd en haar waanzinnige verdriet op de vloer uitstortte. Heeft Kreon wel goed gehandeld? Hadden ze moeten ingrijpen? Waarom is Teiresias hier naartoe gekomen? Wat heeft hij te vertellen?
Ik kijk ademloos naar de ziener – maar zie ik hem wel echt? In mijn ingehouden adem dwalen mijn gedachten af naar de repetities van de afgelopen maanden. Naar de nachten in november waarin ik tijdens het vertalen voor het eerst voor me zag hoe het straks zou moeten worden, als het stuk zou worden opgevoerd. Naar het moment dat ik me afvroeg wat ik me in godsnaam in mijn hoofd had gehaald, toen ik nog geen geld en geen locatie, maar wel dertig popelende deelnemers had. Naar de auditieronde, waarin de tekst ineens tot leven kwam. Naar de dinsdagavonden in het Erasmusgebouw waar de spelers met kleine aanwijzingen koorleidster, bode of Eurydike werden, en de groep een groep. Naar de meivakantie, toen mijn moeder schaterend aan mij vroeg of ik eigenlijk wel wist dat ik ontzettend brutaal ben. Kleine glimlach.
En nu zit ik daar. Dit is de moeilijkste taak van een regisseur: zitten, en kijken alsof de afgelopen maanden niet bestonden. Alsof ik nooit op het idee gekomen ben, alsof we nooit gelachen hebben bij de foutjes in het script, of tranen bedwongen bij de laatste scène. Het lukt me niet: ik ben slecht in machteloosheid en pak mijn script weer op om verwoed aantekeningen te maken. Misschien straks, als het publiek binnenkomt. Ik zal Sofie zeggen dat ik haar horloge niet nodig heb en ga op dezelfde plek zitten. Ik kijk naar de onbekende en bekende gezichten in de zaal tot ik ineens de stem van Antigone hoor. Ik voel de spanning. Wat staat er te gebeuren? De poorten gaan open en voor het eerst kijk ik echt.