Omroep Troje bericht u
De dood van een beest
Lachen de goden onze stad nog een laatste maal toe? Is er reden voor Trojaanse hoop om op te leven? Of is er een bittere vorm van ironie in het spel, die ons toestaat om nog éénmaal adem te halen, voordat de draad van ons doodslot doorgeknipt wordt? Eén ding is zeker; de oorlog met de Grieken nam een onverwachte wending aan, toen Peleus’ zoon Achilles het leven liet, getroffen door de pijlen van onze prins Paris.
Zijn meest recente wapenfeiten, de brute moord op onze beschermer Hektor en de goddeloze mishandeling van zijn levenloze lichaam, werden door het Trojaanse volk met lede ogen aangezien. Met Hektor stierf onzeå hoop op een goede afloop, zo vreesden we. Van alle zonen van Priamos was hij de enige die zich met het Myrmidonische monster kon meten. Een monster dat ons niet eens toe wilde staan onze held met een graf te eren, ware het niet dat koning Priamos het ondenkbare deed, en de moordenaar van zijn zoon smeekte om diens lichaam af te staan. Onze tranen waren nog niet droog, of het monster dook opnieuw op onder onze muren, brandend van kwaad verlangen om Troje in as te leggen.
Het bericht van zijn naderen bereikte Paris, wiens aandeel in de oorlog niet zonder controverse is geweest. Toen hij immers de kans had om in een tweestrijd met Menelaos de oorlog in één keer te beëindigen, weigerde zijn moed dienst, en gaf hij onze vijand de gelegenheid tot meer bloedvergieten. Ditmaal heeft hij echter standvastig de wapens opgenomen, en een goddelijke waanzin scheen zich meester van hem gemaakt te hebben. Ooggetuigen vertelden dat het leek alsof de god Apollo zijn pijlen stuurde, en dat dezen één voor één hun doel bereikten. Het lichaam dat het einde betekende voor zoveel dappere krijgers, het lichaam dat voor ons onschendbaar leek, raakte de grond, doorzeefd met ontelbare pijlen. Kloeke strijders, die aanwezig waren op de dag dat Hektor sneuvelde, verklaren dat deze dood door Hektor zelf aan Achilles voorspeld was.
Op diverse plaatsen in de stad zijn kleine feesten ontstaan om de dood van Achilles te vieren, maar onze koning raadt ons aan om waakzaam te blijven. Met Achilles zijn de Grieken immers nog niet verslagen, en zijn dood kan de toorn van Agamemnon en de zijnen juist aanwakkeren. Toch hoor ik overal om me heen weer woorden van hoop; een hoop die vervlogen leek in de stofwolken die het spoor van Hektors lijk deed opwaaien. “Er is geen vijand die Troje niet de baas kan”, zo hoorde ik om mij heen. “De goden hebben ons nog niet verlaten.” “Onze trotse muren staan nog steeds overeind!” Ik werp een blik omhoog en bidt dat het waar is.